Voor een « biodiversity-friendly » tuin

Zorg voor eten en onderdak

Hoe meer bloemen en microhabitatten er in je tuin aanwezig zijn, hoe gemakkelijker er zich een grote diversiteit aan diersoorten kan vestigen: insecten, vogels, kleine hagedissen of nog egels.  Voor hun huisvesting laat je gewoon dood hout, stenen,  zand- en aardetaluds, bosjes hoog gras en mos liggen en installeer je nestkastjes.

Als eten kies je voor bloemparken van wilde soorten uit je eigen streek die, indien mogelijk, niet chemisch werden behandeld en die de bestuivende insecten van nectar en stuifmeel voorzien. Geef de voorkeur aan een grote diversiteit aan soorten zodat alles van maart tot september in bloei staat. « Onkruid » bestaat niet! Elke wilde plant heeft haar plaats in het ecosysteem, zelfs distels, die voor een groot aantal soorten zeer belangrijk zijn. Vermijd daarentegen exotische tuinbouwgewassen die nauwelijks voor nectar zorgen, en vooral de invasieve soorten (bamboe, Japanse duizendknoop, reuzenbalsemien …). Je kan evenwel percelen met aromatische planten aanleggen die bijen, hommels en vlinders (rozemarijn, salie, bieslook, lavendel…) zeer erg weten te appreciëren en ook fruitbomen en -struiken (appelbomen, kersenbomen, aalbessenstruiken, frambozenstruiken…).

In plaats van je gazon af te rijden als een golfterrein kan je een deel van je tuin slechts één keer (of twee keer) per jaar afmaaien (bij voorkeur eind september). Je kan hier zelfs verder in gaan door een bloemenrijke grasweide te zaaien. In plaats van een omheining of een thujahaag, kan je een landelijke haag bestaande uit inheemse bomen en struiken aanleggen (wilg, meidoorn, sleedoorn, vlierboom, sneeuwbal, lijsterbes…), die zowel voor eten als onderdak zorgen, en ook honingrijke klimplanten (klimop, kamperfoelie, clematis…) planten. Een plas is aanlokkelijk voor kikkers, padden, trompetslakken en insecten waarvan de larven in het water leven zoals waterjuffers en libellen, en kan ook als drinkwater voor andere dieren dienen.

Vermijd chemische producten!

Voor een tuin die rijk is aan een grote verscheidenheid van wilde bloemen heb je een arme grond nodig. Als je niet wilt dat je mooie bloemrijke grasweide door brandnetels wordt overheerst, gebruik in de moestuin enkel natuurlijke meststoffen (compost, enz.) en ban alle chemische meststoffen! Je kan ook de grond van je moestuin verrijken zonder meststoffen te gebruiken, door gewoon vlinderbloemigen te planten (klaver, rupsklaver, mannaklaver…) die stikstof uit de lucht binden en die voor de andere planten beschikbaar maken. Hommels zijn hier tuk op ! Vermijd ook chemische pesticiden en kies voor natuurlijke preventiemethodes, bijvoorbeeld door de principes van de permacultuur te volgen.

Kort samengevat is het niet echt ingewikkeld om de biodiversiteit in je tuin te bevorderen, je laat de natuur gewoon “haar gang gaan” en respecteert de spontaniteit van in het wild levende planten en dieren, je zal beloond worden!